Midden in Parijs waakt dit juweel van de gotische bouwkunst al 850 jaar over het Ile de la Cité, het eilandje in de Seine. Het hoge bouwwerk was getuige van veel duistere periodes in de geschiedenis van Frankrijk. Ontdek de geheimen die deze Parijse kathedraal kan vertellen, door terug te gaan in de tijd, van de middeleeuwen tot in de twintigste eeuw.
De 5e generatie op het Ile de la Cité
De eerste steen van de Notre-Dame de Paris, gelegd in 1163, was niet echt de eerste. Niet minder dan vier kerken gingen de kathedraal voor op het eiland: een vroegchristelijke kerk gewijd aan Saint Etienne in de 4e eeuw, een Merovingische basiliek, een Karolingische kathedraal en een romaanse kathedraal. En iedere keer werden de stenen van de voorgangers herbruikt voor de nieuwe kerkversie. Ook oude ornamenten kregen in de Notre-Dame een nieuwe bestemming. Zo stamt de majestueuze Heilige Maagd op het timpaan boven de ingang Sainte-Anne - een meesterwerk van romaanse kunst - uit 1140-1150!
Napoleon en Victor Hugo ‘samen’ op de bres voor de Notre-Dame
Wist je dat de kathedraal rond 1800 bijna was verdwenen? Vernield tijdens de Franse Revolutie, verworden tot een Tempel van de Rede en daarna een opslagruimte, was het gebouw er zo slecht aan toe dat slopen een optie werd. Maar toen was daar Napoleon I, die zich er tot keizer liet kronen in 1804. En vervolgens Victor Hugo, die in 1831 het beroemde boek ‘De Klokkenluider van de Notre-Dame’ publiceerde en een fervent pleitbezorger werd voor de redding van de kathedraal. Er werd naar hem geluisterd: in 1845 startte architect Eugène Viollet-le-Duc de grootscheepse restauratie.
Zijn dat koningen? Kopje kleiner dan maar
Tijdens de Revolutie werden de beelden van de koningen van Juda - boven de ingang - weggehaald en onthoofd: de revolutionairen dachten dat het beelden van Franse koningen waren! Pas in 1977 werden 21 van de 28 hoofden teruggevonden, bij de verbouwing van een herenhuis in het negende arrondissement. Ondertussen waren de gehavende beelden al gerestaureerd en teruggezet in het portaal. Maar de originele hoofden zijn te zien: in het Musée de Cluny, het rijksmuseum voor de middeleeuwen.
Hé, die apostel kennen we!?
Rond de torenspits van de kathedraal staan standbeelden van de twaalf apostelen, daar tijdens de restauratie bedacht door Viollet-le-Duc, in de stijl van de twaalfde eeuw. Gewaagd, maar de architect ging nog een stapje verder: hij leende zijn eigen gezicht aan het beeld van de Heilige Thomas! Die is dan ook wel de schutspatroon van de architecten …
Monsters uit het brein van Viollet-le-Duc
De waterspuwers aan het eind van de goten zijn echt de griezelige wezens zoals passen bij kerken uit de middeleeuwen. Maar de monsters hoger op de kathedraal zijn creaties van Viollet-le-Duc zelf. Het beroemdste duivelse beest is ‘La Stryge’ oftewel de onverzadigbare vampier, een allegorie op de wellust. De architect heeft zich hierbij laten inspireren door een gravure van Charles Meyron. En zo ontstond een van dé visuele symbolen van Parijs.
Een vrome haan
Op de torenspits - in de negentiende eeuw opnieuw opgebouwd - prijkt een weerhaan. Maar geen gewone: sinds 1935 herbergt hij relieken van St-Denis en St-Geneviève en zelfs een stukje van Jezus’ doornkroon, geschonken door de heiligverklaarde koning Louis IX, in 1239. De voormalige aartsbisschop Verdier hoopte dat deze bijzonder toegeruste haan een spirituele bliksemafleider zou worden ter bescherming van de gelovigen!
Meer informatie:
Door Anne-Claire Delorme
Reisjournaliste anneclairedelorme@yahoo.fr